spijswetten

Joden en hebben veel regels en wetten. Deze wetten gaan over wat wel en niet mogen eten. De wetten zijn strenge regels voor het eten en voorbereiden van bepaald eten. Joden mogen alleen koosjer voedsel eten. Dat betekent in het Hebreeuws geoorloofd, of geoorloofd om te eten of te drinken. Om zeker te weten of een product koosjer is, worden ze in de fabriek bekeken en beoordeeld door een Rabbijn. Een Rabbijn is iemand die verder heeft gestudeerd in de joodse theologie en bevoegd is om diensten te leiden en als ze gespecialiseerd zijn op het onderwerp eten mogen ze ook eten keuren. In de winkel kun je producten die gekeurd zijn herkennen aan de afkorting O.R.T. Dat betekent: onder rabbinaal toezicht. In joodse delen op de wereld liggen deze producten sinds de laatste 20 jaar gewoon in de supermarkt. In Nederland, en het grootst deel van de rest van de wereld zijn hier speciale winkels voor. Als een rabbijn eten keurt houdt hij rekening met drie regels;

 

 

1. Er mogen alleen reine dieren gegeten worden.

Het woord “reine” splitst dieren op in twee groepen, dieren die wel gegeten mogen worden, en dieren die niet gegeten mogen worden. Dit betekent dat dieren die herkauwen en gespleten hoeven hebben gegeten mogen worden. Schapen en koeien bijvoorbeeld, mogen wel gegeten worden, omdat zij herkauwen en volledig gespleten hoeven hebben. Mensen denken bij de spijswetten meestal meteen aan het niet mogen eten van een varken, dit kan je uitleggen want, varkens herkauwen niet. Deze regels zijn volledig gebaseerd op de Bijbel. Naast vlees regels voor landdierenbestaan er ook regels voor het eten van vissen en andere water dieren. Joden mogen vissen wel eten, tenzij ze geen vinnen of schubben hebben, Het eten van haaienvinnensoep is dus verboden, want haaien hebben geen schubben. Als laatste groep zijn er de vogels. Vogels mogen volgens de Joodse spijswetten alleen gegeten worden als ze granen of planten eten, als ze vegetarisch zijn dus. Roofvogels zijn niet Koosjer. Ook weekdieren en insecten woorden ook als niet koosjer beschouwd. Producten van dieren, zoals melk en eieren, mogen alleen gegeten worden als het dier waarvan ze afkomstig zijn koosjer is.

 

2. Joden mogen geen vlees met bloed er in eten.

Om zich aan deze regel te houden moet het vlees op de goede manier geslacht worden. Dit wordt gedaan door een sjocheet, die slacht het vlees op een rituele manier. Dit is een heel belangrijke taak, want door dit rituele slachten moet het bloed uit het vlees verwijderd worden. Als er per ongelijk toch bloedresten achter blijven worden deze door een daarvoor koosjere slager die nog meer gespecialiseerd is hierin weggehaald. Maar daarmee is de behandeling van het vlees nog niet klaar, thuis moeten de joden ook nog bepaalde dingen met het vlees uitvoeren. Ze moeten het vlees een paar uur in water laten weken, waarna het met zout wordt besprenkeld en met een doek of een vergiet worden de laatste restjes bloed uit het vlees gehaald.

 

3.Producten met melkbestanddelen mogen niet in aanraking komen met vlees producten.

 Dit leiden de joden uit één zinnetje uit de in de Thora: “Kookt een geitenbokje niet in de melk van zijn moeder” Dat is waarom de meeste joden, de orthodoxe joden een gedeelde keuken hebben, één voor het vlees en één voor de melkproducten. Alles is gescheiden want niks mag met elkaar in aanraking komen dus ook niet met het bestek de borden en het gaspit.